Gezinshuisouders

Een gezinshuisouder vangt kinderen of jongeren tot 21 jaar op, die door omstandigheden niet langer thuis kunnen wonen. Na enige tijd gaan de kinderen of jongeren indien mogelijk terug naar hun eigen gezin, worden ze geplaatst in een pleeggezin of gaan ze zelfstandig wonen.

Gemiddeld worden er drie of vier kinderen opgevangen in een gezin. De kinderen hebben vaak problemen of er is sprake van mishandeling, misbruik of verwaarlozing. Ze kunnen normaal begaafd zijn, maar ook een verstandelijke of lichamelijke beperking hebben. Bij het opvangen van deze kinderen kan de gezinshuisouder voor advies of hulp terecht bij een (ortho)pedagoog. Voor elk kind is een behandelplan opgesteld. De gezinshuisouder speelt een begeleidende en opvoedende rol, zonder hierbij de positie van ouder in te nemen. Het is de bedoeling dat de jongeren loyaal aan hun (eigen) ouders kunnen blijven.

Het werk van een gezinshuisouder bestaat uit het observeren en stimuleren van de ontwikkeling van de kinderen of jongeren, door het aanleren van sociale en praktische vaardigheden. Dit gebeurt op basis van het behandelplan, dat op systematische wijze wordt uitgevoerd. Zo houden gezinshuisouders bij hoe de ontwikkeling van kind en behandelplan verloopt en voeren zij hierover overleg met betrokken hulpverleners.

Een gezinshuisouder moet stabiel in het leven staan en kunnen reflecteren op het eigen handelen.